Wooldse Veen


Beheerder Natuurmonumenten, particulieren
Provincie Gelderland
Gemeente Winterswijk
Oppervlakte 67 ha
Natura 2000 gebiedsinformatie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase
Landschapsecologische karakterisering Restant van een komveen, ontstaan door vermorsing aan de zuidoost-rand van het plateau van het Woold, met een slecht doorlatende ondergrond. Vanuit hoger gelegen delen stroomt vanuit een relatief klein invanggebied periodiek grondwater naar de lagere delen. De overgangen naar de minerale gronden in de omgeving waren van oorsprong bijzonder rijk ontwikkeld met basenminnende vegetaties. Sluit direct aan bij veengebied in Duitsland (eveneens Natura 2000 gebied).
Huidige samenhang met de omgeving  Gebied ligt nog altijd geïsoleerd. Rondom gebied nog altijd veel ontwatering voor landbouw. Gradiënten (overgangszone) in beperkte mate aanwezig, herstel zou mogelijk moeten zijn. Gebied vormt wel een geheel met vergelijkbaar gedeelte aan Duitse zijde van de grens. In potentie liggen er dan ook wel kansen voor het gehele gebied omdat de landbouwgronden aan de zuidoost/oost en noordoostkant in (Duits natuurbeschermings )bezit zijn. Alleen aan de noordwestkant (Kuipersweg is er een harde grens tussen het Wooldseveen en zijn NL-omgeving. Door verwerving van (reeds begrensde) nieuwe natuur aan de noordwestzijde kan/zal deze grens verbroken worden.
Vernattingsmaatregelen in de omgeving Geen bufferzone. Wel wordt in het kader van de PAS gewerkt aan vernattingsmaatregelen in de percelen aan de noordzijde (Nederlandse zijde) van het gebied en de ontwateringssloot langs de Kuipersweg. In Duitsland zijn in 1994 en 1999 landbouwgronden aankocht om instroom van voedselrijk water te beperken, een waterleiding is vervangen door een buis en er zijn dammetjes gelegd in een sloot lang het gebied.
Indicatie belangrijkste recente veranderingen vegetatie (hoogveendeel)  De oppervlakte van de vegetaties waarin soorten van hoogveenbulten voorkomen is niet noemenswaardig veranderd (Buro Bakker, 2008 en Aptroot, 2009). Wel is het aandeel veenmos van hoogveenbulten toegenomen, m.n. in veenputten en op veenkades. Lavendelheide en kleine veenbes zijn (sterk) toegenomen. In de oostelijke slenk is de afwisseling van veenputten en –kades nog wel voelbaar, maar nauwelijks zichtbaar. Er zijn echter ook grote stukken die geen ontwikkeling van het aandeel veenmos van hoogveenbulten vertonen.
De hoogveenvegetaties bevinden zich voornamelijk in de veenputten, maar ook op de kades  treed veenmosgroei op. In de open hoogveenputten bevindt zich de Waterveenmosassociatie. In de verder dicht gegroeide veenputten komen goed ontwikkelde vegetaties van Gewone dophei en veenmos voor. In de veenputten aan de rand van het regenerend hoogveen bevindt zich de associatie van Veenmos en Snavelbies (Stichting Berglinde, 2007).
Een punt van zorg is de met de vernatting gepaard gaande verzuring van het gebied. Hoewel gunstig voor hoogveenvorming, lijkt deze tot een (lichte) afname te leiden van relatief mesotrofe soorten als Waterdrieblad, Klein blaasjeskruid en Moerasviooltje. Plagstroken die in 1999 nog tamelijk soortenrijk waren, bleken in 2007 te zijn verandert in zure en natte slenkvegetaties gedomineerd door veenmos met een aspect van Kleine zeggesoorten (Buro Bakker, 2007).
Levend hoogveen (situatie 2013 - Jansen e.a. 2014) In het Wooldse Veen werd op 3 plaatsen Actief hoogveen gevonden met een totale oppervlakte van 0,25 hectare. De vorming van Actief hoogveen
goed op gang is gekomen. Deze is begonnen onder invloed van toestromend zwak gebufferd grondwater zoals geïndiceerd door Riet en Grote lisdodde die plaatselijk nog steeds voorkomen, zelfs binnen de vlakken met H7110_A. De vlakken met Actief hoogveen zijn ontstaan uit complexen van veenputten die
op meerdere plaatsen niet langer herkenbaar zijn: de bultvormers zijn uit de putten gegroeid en over de voormalige walletjes van de putten heen. Er zijn vervolgens drijvende en zeer bewegelijke matten van bultvormers ontstaan. In de omgeving van de vlakken met H7110_A zijn ook bultvormende veenmossen in hoge bedekkingen aangetroffen, maar over kleinere oppervlakten dan een are of met een lagere bedekking dan 70%. De bultvormers waren op deze plekken ook nog niet uit de veenputten gegroeid. De verwachting is dan ook de bultvormende begroeiingen zich nog veel verder zullen uitbreiden, mede gelet op de hydrologische herstelmaatregelen die in het najaar en de winter van 2012-2013 werden getroffen.
Uitgangssituatie en herstelstrategie  Hydrologie
De verticale weerstand van het oorspronkelijke veenpakket is vanwege het voorkomen van gliedelaag hoog. Door veenputten is deze echter globaal verlaagd. Er is een sterke oppervlakkige afvoer naar het noordoosten. Daarnaast is er sterke verdamping door bos. Voor aanleg dam veenwaterstand in de kern tussen -9 en -37 cm en aan randen tussen -20 en -70 cm. In kern beperkte waterstandfluctuaties door oude veendijken en een hoog oppervlakte-aandeel van veenputten.
Restveentypering & sleutelsoorten
Restveen bestond (en bestaat) uit in meer en mindere mate veraard witveen op minerale bodem. Veendikte van 0,5-1,5 m. Er is een complex van veenputten met veenmosgroei (o.a. bultvormende veenmossen).
Herstelstrategie
De juiste standplaatscondities creëren voor hoogveensoorten en hoogveengemeenschappen door het vasthouden van regenwater en beperken peilfluctuaties.
De strategie was en is vasthouden door het stremmen van de oppervlakkige afvoer, hetgeen naast grondwaterstandstijging ook leidt tot demping van de fluctuatie (oorspronkelijk werd er vanuit gegaan dat een kade aan oostkant hiervoor voldoende zou zijn, maar inmiddels is duidelijk dat compartimentering nodig is, dit is momenteel in voorbereiding). Daarnaast het kappen/verwijderen van berkenopslag om ongewenst waterlelies te voorkomen (tevens heeft dit een gunstig effect op depositie). Ook wordt gewerkt aan het versterken van de randzone van het hoogveen waar (licht) aangerijkt grondwater het voedselarme veenwater raakt.
Dammen in en rond het hoogveen  T.b.v. waterconservering in 1984 2,7 km en 1986 0,5 km kade langs de noordoost- en zuidoost-grens, grotendeels op Duits grondgebied. Externe afvoer verloopt via een dubbele duiker (totaal 3 duikers, maar slechts één zorgt voor afvoer). Verder geen gericht peilbeheer. Deze kade was niet voldoende voor het gewenste doel. Daarom is een verdere compartimentering met behulp van houten damwanden (zoals in Korenburgerveen en Fochteloërveen) uitgevoerd, die het grote verhang in kleinere stukken opdeelt.
Technische aspecten constructie dammen  3,2 km zandkade voorzien van plastic folie gefundeerd op de keileem/tertiaire klei ondergrond. Verdere compartimentering via houten damwanden (zoals in Korenburgerveen en Fochteloërveen).
Uitvoeringsaspecten dammen Grond ter plaatse uitgegraven (vormt nu gracht aan bovenstroomse kant). Zuidoostelijke blok (2760 meter) is in 1984 aangelegd en in 1986 is de kade over Nederlands grondgebied doorgetrokken (460 meter). Het peil wordt bepaald door de overloophoogte van de stuwen in de kaden met houten damwanden en de afvoer in de zuidoosthoek van het gebied in Duitsland.
Effectiviteit van aangelegde dammen en kades Kade met plastic folie, gefundeerd in keileemlaag voorkomt wegstroming via watervoerende laag. De constructie is echter niet toereikend voor het tegengaan van oppervlakkige afstroming vanuit delen van het gebied. De gracht langs de dam heeft (nu nog) een drainerende werking. Verwijderen van bos in delen van gebied heeft positieve uitwerking op fluctuaties, in delen met bos is verdamping nog erg groot en ook de fluctuaties van waterstand. UPDATE: effectiviteit houten damwanden tot nu toe?
Afdammen en dempen van sloten en greppels  Alleen aan de noodwestzijde zijn zo veel mogelijk greppeltjes gedicht (EGM Planonderbouwing, 2000) en in het westelijke deel op Duits grondgebied zijn in 1986 in een sloot trapsgewijs dammetjes aangelegd (Hollander, 2002). 
Instandhoudingsbeheer (terugkerend/blijvend) Begrazing van deel met heischraal grasland aan noordzijde van het gebied.
PAS-herstelstrategie voor het gebied http://pas.natura2000.nl/files/064_wooldse-veen_gebiedsanalyse_12-11-15_gl.pdf
Contactpersoon/contactgegevens Robert Ketelaar, Evert Kok

 

Laatst gewijzigd februari 2017.