Relictpopulaties in aangetast hoogveen

 

 

Belangrijk bij het uitvoeren van maatregelen is dat populaties van kenmerkende hoogveensoorten in het gebied niet in gevaar worden gebracht. Veranderingen in bijvoorbeeld het waterpeil zullen daarom geleidelijk en/of in verschillende fasen verdeeld over het gebied moeten optreden.

 

In de afgelopen eeuwen gingen randzones met gradiënten verloren, maar er ontstonden door het menselijk gebruik ook 'secundaire habitats', zoals de greppels die voor de boekweitbrandcultuur zijn gegraven en de veenputten. Verschillende zeldzame en karakteristieke diersoorten hebben een toevluchtsoord gevonden in deze nieuwe habitats. Zo hebben deze soorten het geleidelijke proces van degradatie van het hoogveengebied kunnen overleven. Deze door mensen gecreëerde habitats herbergen nu relictpopulaties van soorten die bij hoogveenherstel als bron kunnen dienen.

Karakteristieke soorten van hoogvenen hebben het proces van aftakeling van het hoogveen kunnen overleven in onvergraven veenresten, veenputten en andere 'secundaire habitats', zoals greppels die voor ontwatering van het veen zijn gegraven. Om te voorkomen dat deze  relictpopulaties gedurende het herstelproces alsnog verloren gaan, zal men zorgvuldig met zulke plekken moeten omgaan.