Haaksbergerveen

 

Beheerder Staatsbosbeheer
Provincie Overijssel
Gemeente Haaksbergen
Oppervlakte Ruim 600 ha
Natura 2000 gebiedsinformatie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase
Landschapsecologische karakterisering Het Haaksbergerveen (incl.Buurserveen, Niekerkerveen en Langelose Veen) is een restant van een grensoverschrijdend hoogveen en grenst in het zuiden aan het Duitse Ammeloër Venn. Het vertoont een complex patroon van vergraven en verveende percelen, veenputten, en daarboven uitstekende kaden en richels en loopt af in westelijke en noordelijke richting. Het veenpakket is meestal slechts dun, maar plaatselijk tot ca. 4 m dik. Door vernatting in de jaren 1980 (met plaatselijk aanvoer van mineralenrijk grondwater door lokale grondwaterstroming) zijn oude veenputbegroeiingen veelal gaan drijven en daarbovenop en drijvend in open water kwam deels een uitbundige groei van veenmossen op gang. Lokaal zijn nu gevorderde stadia van hoogveenvorming aan te treffen, met beginnende bult-slenkpatronen. Verder is er vooral bos van voedselarme grond, natte heide in de laagten en droge heide op oost-west georiënteerde dekzandruggen en kades. De overgangszones naar de twee beekdalen in het noorden en zuiden in het dekzandlandschap en het omliggende zand- en (basenrijk) leemlandschap kunnen nog aanzienlijk beter ontwikkeld worden.
Huidige samenhang met de omgeving Tussen het gebied en zuidelijke Duitse Ammeloër Venn bestaat grotendeels aansluiting, in zuidwesten (zuid van Stobbeveen) nog grenssloot en ontwaterde landbouwgrond. In andere randzones is verwerving voor creëren van buffers nog af te ronden. In de ‘buitenste’ compartimenten nog fluctuaties/wegzijging, in het ‘middengedeelte’ stabiel peil. Het gebied biedt mogelijkheden voor goed ontwikkelde overgangszones naar de twee beekdalen in het noorden en zuidwesten in het dekzandlandschap (heide, veenbossen). Hoge potenties voor verder herstel . Landschapsecologische relaties met het ten noorden ervan liggende Buurserzand zijn niet functioneel hersteld; de verbinding ertussenin is smal en bestaat uit bosstroken (vooral dennen, aangeplant in 1920). In het natuurbeheerplan van de provincie Overijssel is de ontwikkeling van een robuuste verbinding opgenomen van de Sallandse Heuvelrug (Holterberg) naar het Haaksbergerveen; het geheel is in studie. 
Vernattingsmaatregelen in de omgeving In zuidelijke Duitse Ammeloër Venn (hoogveenrestant) zijn sloten gedempt en enkele poelen aangelegd, sluit nu aan. In andere randzones zijn gronden verworven, doch niet aaneensluitend en substantieel. In omgeving Zoddebeek (nu deel van de Buurserbeek) verondiept en aanpassingen van de Koffiegoot uitgevoerd (Koffiegoot functioneerde hier voorheen als ‘afvoerbak’; begon hogerop op de helling, nu delen gedempt). Over plannen voor stoppen/ verminderen grondwateronttrekkingen voor industrie (ten noordoosten oosten van het gebied) en eventuele winningen aan Duitse zijde is niets bekend. Verbinding gemaakt met het ten noorden ervan liggende Buurserzand (smal, aangekocht, nog niet ingericht).
Indicatie belangrijkste recente veranderingen vegetatie (hoogveendeel)  Tussen 1975 en 1987 het volgende in de vegetatie veranderd:
- sterke afname van Struikhei-areaal en toename van Dophei/Pijpestrootje;
- afname van bos-areaal;
- toename van veenmosvegetaties en open water en verandering van droge loofbossen en Pijpenstro-ruigtes in natte varianten;
- uitbreiding van Pitrus- en Lisdodde-ruigtes in de Wientjeswei in het zuidwesten
- met name tussen Buurseveenweg en de dekzandrug ten zuiden daarvan hoogveenontwikkeling.
Tussen 1997 en 2007 zijn aan veranderingen in de vegetatie opgetreden:
- afname van vergrassing van alle heideterreinen (nat, vochtig, droog)
- forse uitbreiding van oppervlakte heide met veenmossen (met 12 ha);
- lichte uitbreiding van oppervlakte heide met Snavelbies (R. alba en R.fusca) en Moeraswolfsklauw (plagplekjes)
- voormalige cultuurgraslanden in de bufferzone zijn veranderd in Witbol-graslanden
- slenken met Pijpestrootjevegetatie zijn o.a. in Buurserveen-west natter en veenmosrijker geworden; toename van Witte snavelbies in slenken met Veenpluis 
Ook na 2001 breiden zich veenmossen verder uit, zowel de algemenere slenksoorten als de soorten van hoogveenbulten en natte heiden, maar niet de minerotrafente veenmossoorten. Op veel plekken hebben vroegere kleine drijftillen nadat ze door de waterstandsstijging uit de oude putten ‘gelicht’zijn, zich tot grotere complexen aaneengesloten.
Op de drijftillen blijven zich Berk en Pijpenstrootje vestigen o.i.v. hoge atmosferische stikstofdepositie.
Levend hoogveen (situatie 2013 - Jansen e.a. 2014) In het Haaksbergerveen werd op maar liefst 15 plaatsen Actief hoogveen gevonden met een totale oppervlakte van 2,55 hectare. Twee vlakken met een goed ontwikkelde vegetatie waren echter kleiner dan 1 are en kwalificeren daarom niet als Actief hoogveen. Het is te verwachten dat de bultvormende begroeiingen zich nog verder zullen uitbreiden vanwege de reeds gunstige waterhuishouding en vanwege de vernatting die het Actieve hoogveen zelf verzorgt. Verdere
antiverdrogingsmaatregelen zullen de uitbreiding van H7110_A in het gebied verder stimuleren.
Uitgangssituatie en herstelstrategie   Hydrologie
De uitgangssituatie was destijds een sterk verdroogd hoogveenrestant met veel diepe putten die onderling grotendeels verbonden waren door een intern drainagestelsel. Het gebied ligt onder een gunstige hellingshoek op mesoschaal en heeft een lage wegzijging (door lagen van ondiep gelegen tertiaire klei of leem vooral ad zuidzijde). Deels ligt het gebied hoog in het landschap en langs de randen vond en vindt drainage plaats door de omgeving. De verdroging heeft ertoe geleid dat er een grote brand kon plaatsvinden in 1959. Lokale kwelstromen en aanrijking met mineraalhoudend grondwater waren tussen 1960-1980 vermoedelijk zeer minimaal aanwezig. In wel 1956-1975 lokaal natte veenputjes en natte plekjes.
Restveentypering & sleutelsoorten
Restveen zeer variabel; merendeels dunne laag zwartveen/overig restveen, lokaal witveen, vermoedelijk lokaal bolster teruggestort. Veendikte merendeels 1 tot 2 m dik, lokaal tot ca. 4 m dik. In 1974 nog slechts heel weinig lokale veenputjes met bultvormende veenmossen.
Herstelstrategie
Hoogveenregeneratie plaatselijk al vroeg vanzelf begonnen in veenputjes. Meestal is vanaf de jaren 1980 (of al eerder), de hoogveenregeneratie begonnen via ‘drijftillen’ in veenputten/compartimenten: op drijvende oude begroeiingen groei van veenmossen op gang (onder invloed van plaatselijke aanvoer van mineralenrijk grondwater door lokale grondwaterstroming). Op enkele plekken is het starten van veenmosgroei opgetreden ‘via open water’, ‘via laagveen’, ‘op witveen’ en ‘tussen stabiele vegetatie’.
Eerste strategie van Staatsbosbeheer, vanaf 1971:  vernatting door compartimentering waarbij voor het herstel van de hoogveenstandplaatscondities het waterpeil werd opgestuwd tot boven het maaiveld (inundatie).
Nieuwe strategie vanaf 1990/97: bij de verdere inrichting van het natuurgebied wordt ingezet op een groter schaalniveau (aaneengroei van veenmosmatten). De natuurlijke dekzandruggen en kopjes die het veen doorsnijden bieden prima mogelijkheden voor aanpassingen in de inrichting, zodat meer natuurlijke, minder rechthoekige patronen in het landschap naar voren gaan komen. In een deel van de compartimenten worden de dammen zo ingericht dat diffuse waterstroming over de dammen mogelijk wordt.
Dammen in en rond het hoogveen  Vanaf 1971 aanleg van dammen; tussen 1974 en 1990 is een totale lengte van ca. 8 kilometer gerealiseerd en zijn tal van duikers en overlooppijpen en enkele stuwen aangebracht. Een aantal van de dammen zijn inmiddels voor een tweede keer opgehoogd. In 1990 wordt geschat dat de aanleg van nog eens ca. 8 km dam nodig is om de inrichting van het gebied te voltooien en wordt besloten om bij de verdere inrichting in te zetten op een groter schaalniveau. Dit is inmiddels gerealiseerd, dus nu ca 16 km aan dammen. Sifons (zwanenhals) zijn aangebracht in de dammen en zorgen voor de afvoer van overtollig regenwater, meestal meerdere per compartiment.
Technische aspecten constructie dammen Dammen bestaan uit zand (matig fijn tot fijn zand, liefst licht lemig), afgedekt met zoden, met een zandcunet. De sifon is een waterslot/ zwanenhalsbuis,
het aantal sifons is afhankelijk van de grootte van het compartiment; ze zijn zo geplaatst dat ze van pad af niet zichtbaar zijn en ze krijgen een dwarsplaat aan de damzijde zodat wegdraaien van de sifons (vandalisme) niet mogelijk is.
Afdekken met zoden, voor ca 1/6 deel gewonnen uit cunet en rest bv. heideplaggen uit omgeving
Het zand is aangekocht. Op 3 plaatsen is (in jaren 1970) plastic folie of plastic plaat gebruikt, en op 1 plek in ca 1976 ook een damwand van houten planken.
Uitvoeringsaspecten dammen In jaren 1970-1990:
- hout verwijderen op een 4 m brede strook, daar waar de dam komt te liggen
- cunet uitgraven tot ca. 4 m breed en tot op het slecht doorlatende zwartveen
- aanbrengen van folie onder de damvoet indien nodig (dan in het cunet een extra  40 cm brede verdieping uitgraven liefst tot op ondoorlatende laag, verticaal plastic folie aanbrengen, verdieping opvullen met zand)
- zand inbrengen, laagsgewijs ‘over de kop’aanbrengen, profiel onderaan 4 m breed, boven 2 tot 2,5 m
- de nodige sifons aanbrengen, het aanbrengen gebeurt terwijl het cunet met zand gevuld wordt. Als de dam klaar is dwarsplaat aan de damzijde aanbrengen
- dam afdekken met zoden
Aan de Duitse zuidzijde was tot op 3,5 m diepte folie geplaatst, voor de aanleg is een tijdelijke smalspoorlijn aangelegd
Effectiviteit van aangelegde dammen en kades De dammen (van zand met plaggen afgedekt) voldoen prima, de damconstructie is gaandeweg geoptimaliseerd. Achteraf bekeken was het plaatsen van de folie aan de zuidzijde in jaren 1970 minder nodig geweest, de plastic platen zijn verschoven en vormen nu locaal ‘benenbrekers’ aan het  maaiveld. Achteraf gezien spijtig dat in het verleden ook de in de zandruggen liggende sloten alleen zijn afgedamd (bij gebrek aan hydrologische kennis). Het was effectiever geweest ze te dempen en nu kan dat niet meer zonder natuurschade. Bepaalde kaden aan de buitenzijde van het gebied moeten worden hersteld, omdat de muskusrat ze aangraaft; waarschijnlijk blijft ook in de toekomst muskusrat daar aanwezig ivm de kwelsituatie met riet, lisdodde etc.
Afdammen en dempen van sloten en greppels  Bij het aanleggen van de compartimenten zijn ook een aantal sloten en greppels gedempt of, in het veendeel, afgedamd door dammetjes erin te leggen.
Verwijdering van openbare zandwegen en de daarbij horende ontwateringssloten in 2002 en vervolgens vernatting door stabielere waterstand.
Instandhoudingsbeheer (terugkerend/blijvend) Begrazing schaapskudde
PAS-herstelstrategie voor het gebied http://pas.natura2000.nl/files/053_buurserzand-en-haaksbergerveen_gebiedsanalyse_18-11-15_ov.pdf
Contactpersoon/contactgegevens Rick Ruis, Jeroen Buunen

 

Laatst gewijzigd februari 2017.