Bargerveen

 

Beheerder Staatsbosbeheer
Provincie Drenthe
Gemeente Emmen
Oppervlakte 2.096 ha
Natura 2000 gebiedsinformatie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase
Landschapsecologische karakterisering Restant van het enorme Boertangerveen dat vroeger ook naar Duitsland doorliep. Het Bargerveen ligt op de zuidelijke uitloper van de Hondsrug, die uit met dekzanden afgedekte keileemschollen is opgebouwd. Onder het noordoostelijk deel ontbreekt de keileem en vormt de minerale ondergrond een plateau met daarin een geul (oude bovenloop Hunze). Het Bargerveen ligt in zijn geheel hoog in het landschap; het Meerstalblok het hoogst, het veenpakket is daar deels niet afgegraven en nog tot ca. 5,5 m dik. In totaal enkele hectaren van hoogveenbulten en –slenkengemeenschappen komen verspreid voor op zowel witveen als in verlande meerstallen. In Amsterdamsche Veld en Schoonebeeker Veld-Oost is het veen afgegraven op 0,5-1,0 m na. Dit is nu een groot water- en vogelrijk gebied met daarin velden met Waterveenmos of Fraai veenmos. Verder is er in het Bargerveen veel natte heide (deels veenmosrijk), ook droge heide en wat broekbossen op zure veengrond en kruidenrijk grasland in randzones. In het zuidwesten (Schoonebeeker Veld-West) een afwisseling van vochtig schraalland (bovenveengraslanden), heide en bosjes langs het Schoonebekerdiep. Om (en in) het hoogveenreservaat liggen vele kilometers dammen en de begrenzingen zijn dus scherp.
Huidige samenhang met de omgeving

Gebied ligt vrij geïsoleerd en is omringd door landbouw en bebouwing. Resterende hoogveengebied ligt aan 3 zijden tussen (hydrologische) bufferzones deels met waterbekkens. Aan noordzijde wordt momenteel een groot deel van de geplande bufferzone ingericht. Aan de westzijde is de bufferzone grotendeels ingericht en aan de zuidzijde wordt de inrichting momenteel voorbereid. Aan de oostzijde, d.w.z. Duitse zijde, vindt nog steeds afgraving plaats, maar ook al vernatting. Er is akkoord bereikt over een 300 m bufferzone; verdere uitwerking loopt momenteel.

De nieuwe lokale grondwatersystemen zorgen wel al voor lokaal herstel in de richting van de oorspronkelijke situatie. Herstel van de landschappelijke samenhang – dus op mesoschaal – is, althans bij benadering, nog mogelijk. Verder herstel van landschapsecologische relaties is afhankelijk van de verdere inrichting en vernatting van de bufferzones. Gradiënten in beperkte mate aanwezig o.a. naar de Hondsrug, potenties voor een gradiënt of laggzone (slenksituatie) in de randzone.

Vernattingsmaatregelen in de omgeving Herstel van de waterscheiding op de Hondsrug (dichten van de verlengde Noordersloot en Zuidersloot in 1997). Aan de noordzijde zijn waterbekkens aangelegd in 2002/2006 (een extern laagwaterbekken en intern hoogwaterbekken). Bufferzones/natuurontwikkelingsgebied rondom het Bargerveen zijn voor een deel verworven en ingericht. Momenteel loopt Inrichting aan de noordzijde en uitwerking van de buffer aan de zuidzijde. Na inrichting met functieverandering van landbouwgrond zal vernatting plaatsvinden met als doel de hydrologische omstandigheden in het reservaat te verbeteren. Om dikkere restveenpakketten in het Schoonebeeker Veld te behouden, zijn en worden klinkkades aangelegd, zowel binnen het reservaat, als aan de buitenrand. Aan de oostzijde (Duitsland) is een bufferzone in studie in combinatie met hoogveenherstel in drie Duitse natuurterreinen. Er is akkoord bereikt over een 300 m bufferzone; verdere uitwerking zal enige jaren vergen.
Indicatie belangrijkste recente veranderingen vegetatie (hoogveendeel) De gevolgen van de extreme regenval en dambreuken in 1998 zijn beperkt gebleven, hoewel de nieuwe dam pas in 2006 gereed kwam  en achter het gat verdroging begon toe te slaan. De oude hoogveenkern is goed nat en stabiel. De slenken die uit de oude boekweitgreppels zijn ontstaan zijn er nog net herkenbaar, de ‘opschuiving’ van slenk naar bult is te volgen; er is omhooggroei; pl. stroomt water over kades heen en buiten het vak is dan soms een aansluitende slenk aan het ontstaan. In totaal enkele hectaren van hoogveenbulten en –slenkengemeenschappen komen verspreid voor op zowel witveen als in verlandde meerstallen. De hoogveenvegetatie is vooral in de centrale meerstal in het Meerstalblok relatief goed bewaard gebleven met diverse veenmossoorten (o.a. Sphagnum magellanicum, S.papillosum, S.pulchrum en S.rubellum). In het oude kerngebied, o.a. vak 11 en vak 24 in zuidoosten van Meerstalblok komen nog enkele andere, kleinere, voormalige meerstallen voor met goed ontwikkelde hoogveenbulten. Enkele voormalige meerstallen zijn door vernatting weer onder water komen te staan. Vanaf ca. 1995 maken in deze meerstallen slenkvegetaties deels plaats voor bultvegetaties. Waar bolster is gaan drijven overheerst vooral Slank veenmos (Sphagnum fallax) en daarin nemen ook Kleine veenbes, Pijpenstrootje en soms ook Eenarig wollegras toe; ook Berk en wordt soms ook Hoogveenveenmos (Sphagnum magellanicum) gevonden; plaatselijk hebben zich wel Wrattig veenmos (S. papillosum) en Witte snavelbies uitgebreid.
Een groot deel van het herstellende hoogveen wordt nu nog in beslag genomen door natte heide (Ericetum tetralicis). Plaatselijk gaat het om fraai ontwikkelde vormen met o.a. veenmos (Sphagnum compactum, S. molle, S.tenellum). Op witveen in het Bargerveen hebben zich goed ontwikkelde veenmosrijke Dopheidevegetaties uitgebreid met o.a. Ronde zonnedauw, Kleine veenbes, Wrattig veenmos en Hoogveenveenmos. Deze vegetatie duidt op relatief voedselarme omstandigheden (oligomesotroof) en een waterregime met korte zomerwaterstanden vlak onder (tot ca. 0,5 m) het maaiveld.
In de grote plassen op het Amsterdamsche Veld en het Schoonebekerveld gaat de hoogveenvorming langzaam. Er komen hier uitgestrekte velden met Waterveenmos (Sphagnum cuspidatum) voor of Slank veenmos (Sphagnum fallax). Deze veenmosvelden kunnen heel snel ontstaan; ze zijn er vanaf 1986 en de eerste ontstonden binnen drie jaar (na de inrichting in 1982). In vak 60 op het Schoonebekerveld gaat de hoogveenontwikkeling over in een volgende fase met minder Waterveenmos. Soorten zoals Wrattig veenmos en Hoogveenveenmos groeien zeer lokaal in natte heide van Meerstalblok-west en Schoonebeker Veld-west.
Door de historie van verdroging, vervening en boekweitbrandcultuur en de hoge atmosferische depositie is in het veen sprake van verrijking aan nutriënten. Hierdoor treedt vergrassing met Pijpestrootje op en opslag van Berk (zelfs op drijftillen) en overheerst Slank veenmos in slenkvegetaties. Er is nog een toename van Pijpenstrootje, Eenarig wollegras en Berk geconstateerd. De verhoogde trofiegraad vormt bij vernatting in herstellend hoogveen geen belemmering voor de ontwikkeling van levend hoogveen; dat is op basis van onderzoek vastgesteld.
Levend hoogveen (situatie 2013 - Jansen e.a. 2014) In het Bargerveen werd op maar liefst 8 plaatsen Actief hoogveen gevonden met een totale oppervlakte van 0,96 hectare. Veenmosgroei in de door dammen omgeven bassins in het Meerstalblok is goed op gang gekomen. Het areaal open water met Waterveenmos is nihil in vergelijking met 1986 toen een eerste veenmoskartering (Jansen & Oosterveld, 1987) werd uitgevoerd. In de bassins zijn dikke kraggen met uitgestrekte vlakten ('lawns') van Fraai veenmos ontstaan met Veenpluis en Witte snavelbies als aspectbepalende soorten en hier en daar Vijfrijig veenmos en de eerste bultvormende veenmossen (Wrattig veenmos, soms Hoogveen-veenmos). In de oudste bassins (jaren 1970) is nog geen H7110_A ontstaan. Mogelijke oorzaak is de moeizame dispersie van de bultvormende soorten, in het bijzonder Hoogveen-veenmos. In een van de oudste veenputten zijn Wrattig veenmos en Hoogveen-veenmos geïntroduceerd; deze soorten breiden zich hier uit. Het lijkt er daarom op dat de omstandigheden in de oudste bassins geschikt zijn voor de groei van de bultvormende veenmossen, maar dat ze deze nog niet (in ruime mate) hebben kunnen bereiken. 
Uitgangssituatie en herstelstrategie  Hydrologie
Hoge ligging in landschap vooral van het Meerstalblok, grote hoogteverschillen met veel steile hellingen, sterke en diepe ontwatering van de omliggende regio. De onvergraven delen hebben een lage wegzijging (< 40 mm/jr). In de vergraven delen ontbreken slechtdoorlatende lagen, dus verticale weerstand klein en wegzijging groot (> 40 mm/jr); relatief grote fluctuaties van de waterstanden, omdat de ontwatering van de omliggende regio sterk doorwerkt in het bovenste watervoerende pakket dat zich direct onder de veenlaag bevindt.
Restveentypering & sleutelsoorten
Door ontwatering en boekweitbranden is ook daar waar het veen niet is afgegraven (Meerstalblok) de bovenste veenlaag verdwenen. Het resterende veenpakket is met ca. 50% ingeklonken.
-Meerstalblok: Deels matig ingedroogd witveen op zwartveen, veenlaag tot ca. 5,5 m dik. Met veenmosverlanding in meerstallen en boekweitgreppels. Deels een 1- 3m dikke veenlaag van zwartveen met bolster. Bij verwerving als natuurgebied was alleen in één meerstal in het Meerstalblok nog een levend hoogveenkerntje met bult- en slenkvegetaties aanwezig; de rest was zeer sterk verdroogd, gedegenereerd of rustend hoogveen.
-Amsterdamse Veld en Schoonebeeker Veld oost: Veenlaagdikte 0,50 meter tot 1 m; dun zwartveen waarop bolster is teruggestort, ‘woeste bolster’ op baggervelden. Uitgangsituatie was kale machinaal verveende vlakte. Na vernattingsmaatregelen in de periode 1982-1997 ontstonden in oostelijke delen grote open waterplassen.
Herstelstrategie
Vernatting door compartimentering met dammen vanaf 1970. Op de onvergraven delen (Meerstalblok) wordt door middel van de aangelegde dammen plas-dras vernatting nagestreefd, waarbij in de laagstgelegen delen inundatie op mag treden.
In een aantal voormalige verveningswijken met hoogteverschillen van >3m op korte afstand wordt een hoger peil aangehouden ter ondersteuning van naastgelegen vakken of om voldoende tegendruk te realiseren bij zwakke dammen (‘hydrologische brug’). Deze strategie is succesvol gezien de vegetatieontwikkelingen. Het idee is om naarmate de lager gelegen vakken ingevuld raken met veenmospakketten, daar de peilen geleidelijk te verhogen. Op enkele delen kan voorlopig een wat lager peil ingesteld worden om de veenvorming te bespoedigen. De geïnundeerde grootschalige compartimenten in de vergraven delen hebben voor een deel een te hoog peil (>50 cm waterdiepte) voor een voortvarende hoogveenontwikkeling, maar zijn nu hydrologisch ondersteunende gebieden voor aangrenzende delen waar de omstandigheden voor hoogveenontwikkeling momenteel beter zijn. Naarmate  de inrichting van de buffergebieden vordert, de wegzijging vermindert en de stijghoogte van het grondwater in de veenbasis komt, wordt het mogelijk hier lagere peilen in te stellen zonder gevaar voor droogvallen in de zomer.
Dammen in en rond het hoogveen

Vanaf 1970, beginnend in Meerstalblok, aanleg van een 1ste systeem van compartimenten met dammen en stuwen. Eind jaren 1970 is aan de noordzijde een stuw geplaatst voor de scheiding van landbouwwater/veenwater. In 1997 was ruim 40 km aan veenkades aangelegd, met duikers en stuwen om het peil nauwkeurig te kunnen regelen.
Na lekkages in 1998 door extreem mat weer zijn oude dammen van hydrologische compartimenten hersteld. In 2002-2006 zijn langs de noord- en oostkant van van de oude kern van het Meerstalblok nieuwe, sterkere kades aangelegd om hogere waterstanden in het gebied te kunnen handhaven zonder gevaar voor kadebreuk.
Het systeem van de zgn. Centrale slenk (voor waterafvoer) en het land van Koopman (40ha landbouwgrond) zijn ingericht in 1997-2003.
Natuurwatersysteem en landbouwwatersysteem aan de noordzijde zijn in 2002-2006 gescheiden; overtollig Bargerveenwater stroomt sindsdien naar het interne hoogwaterbekken dat afwatert op het laagwaterbekken en vervolgens naar de Runde en glastuinbouw.
In de periode 2000-2010 zijn de belangrijkere interne kades verzwaard met bij plagwerk vrijkomend materiaal. Verder zijn vanaf 2010 klinkkades rond het Schoonebeker Veld aangelegd. Recent zijn kleinere bufferzones ingericht en momenteel wordt gewerkt aan grotere bufferzones aan de noord- en zuidzijde van het gebied.

In 2016/'17 is de grenssloot gedempt en wordt hier een nieuwe zand- en leemkade aangelegd, die waterverlies vanuit het Bargerveen naar de lager gelegen Duitse zijde moet verhinderen.

Technische aspecten constructie dammen In 1970-1998 zijn 40 km aan lage dammen aangelegd van zwartveen dat op het bestaande veenpakket werd gelegd.De nieuwe buitenkades van 2002-2006 kregen een zandlichaam met daarop aan de veenzijde een laag keileem om de kade aan deze kant ondoorlatend te maken en bovenop een deklaag van hoogveen (zwartveen) tegen verrijking van het voedselarme hoogveenmilieu en erosie van de keileem.
Ter fundering is het veenpakket diep uitgegraven tot 30 cm boven de zandondergrond (ter voorkoming van aantasting van gliede en voor beperking van de kwelstroom) voordat het zandlichaam werd aangebracht.
Vanaf 2000 tot nu: alle interne kades worden verzwaard door aanbrengen van plagmateriaal, minimaal 0,5 m en maximaal 1,5 m dik erop, tot 5 m breed erlangs. Soms is alleen een plagril naast de oude veenkade aangelegd. Wel zijn bij alle kades taluds die steil waren flauwer gemaakt.
Uitvoeringsaspecten dammen De uitvoering gebeurt met machines, rijplaten etc. en varieert per project en onderdeel. Samen met de aannemer heeft de terreinbeheerder een graafmachine ontwikkeld welke zonder draglijnschotten over het zeer natte hoogveen kan rijden en waarbij de giek 1,5 meter langer is dan standaard.Hiervoor werden eerder wel draglijnschotten gebruikt, maar dat is veel duurder, omdat verplaatsen van de graafmachine dan heel moeizaam gaat en dus ook meer geld kost.
Aan de oostzijde van Amsterdamse Veld zijn in de zomer van 2008 peilen iets verlaagd (van 17,20m + NAP naar 17 ,00m + NAP). De waterstanden worden geregeld met 2 overstort putten en een raamwerkvan 80cm breed (van Rossum raamwerk waarbij je de afvoer kunt bemeten).
Effectiviteit van aangelegde dammen en kades

De oude dammen (van vóór 1997) bestonden uit zwartveen dat op het bestaande zwartveenpakket werd gelegd. Na het bezwijken van de veenkades in 1998 na een periode van zeer extreme langdurige regenval zijn de oorzaken onderzocht: hierbij kan kwel vanuit de minerale ondergrond een rol gespeeld hebben, een laag minder kleefkrachtig Scheuchzeriaveen in de ondergrond, en verminderde stabiliteit van de kades door het succes van vernattingsmaatregelen. Zo kon het dus gebeuren dat kades die twintig jaar stabiel waren geweest, minder betrouwbaar waren geworden zonder dat dit was opgemerkt.
Met een goed hydrologisch model en kaart van dammenpatroon, watergangen etc. van een hoogveengebied worden probleemsituaties in hoge mate voorspelbaar en kunnen zonodig, bijv. bij zeer extreme regenval, goede noodmaatregelen worden genomen (provinciale modellen zijn echter vaak te grof). 
De buitenkades van zand met leemlaag en deklaag van zwartveen, die sinds 2005 zijn aangelegd, functioneren goed. De hellingshoek aan de hoogwater/veenzijde bleek te steil (afschuiven van materiaal); dat is destijds gecorrigeerd door extra plagmateriaal op te brengen.

Het was een algemeen leerpunt dat flauwe hellingshoeken en langere stroombanen in hoogvenen aandacht verdienen. Ook is veel geleerd over het geleiden van water in het systeem.
Rond 1990 zijn folieschermen voor het opstuwen gebruikt in het zuidoostelijke vak 24 met kleine meerstallen: ze werkten vernattend maar dit effect was kortstondig, na enkele jaren verschoven ze in het slappe witveen, werden ze opzij gedrukt. Later is door het leggen van een zandkade de situatie in een deel van het vak wel verbeterd.
In de jaren 1982 en 1983 waren er ook experimenten met ondoorlatende veenlaag inbrengen in sloten etc in het Amsterdamsche Veld: het effect ervan verschilde niet met dat van om de 100 m veendammetjes inbrengen. De sloten die gedempt zijn na 1992 werden alleen opgevuld met zand, tot aan de veenbasis, en afgedekt met veen dat ter plekke nog naast de sloot aanwezig was. Dit bleek net zo effectief te zijn als het dempen van de sloten met zwartveen of om de 100 meter een dammetje van zwartveen in te brengen.
Er is intern veel ervaring opgedaan met teamwerk en experimentele probleemoplossing: eerst overleg en planschets, dan kleinschalige veldtest; bij effectief resultaat dan grootschaliger toepassen.

Afdammen en dempen van sloten en greppels  In jaren 1970 zijn boekweitgreppels in Meerstalblok gedempt en op een plek zijn pvc-schotjes aangebracht. Vanaf 1982 werden ontwateringssloten en lekken in de zandondergrond gedicht op het centrale deel van Amsterdamse Veld door aanbrengen van veendammetjes om de 100 m.
In het oostelijk deel van het Amsterdamsche en Schoonebeekerveld zijn vanaf 1992 de sloten tot aan de veenbasis met zand gevuld en afgedekt met een veenlaag die terplekke nog aanwezig was.
In 1970-1997 zijn in samenhang met verwerving, dammenbouw en compartimentering ruim 50 km aan watergangen gedempt in het Bargerveen. In 2002-2006 zijn in het totaal in het hele natuurgebied nog eens ongeveer 20 km aan sloten en greppels gedempt of ondieper gemaakt.
In 2000 is begonnen met het dichten van geulen langs de binnenzijde van de oude kades en daarbij aanbrengen van reliëf.
De geulen (ontstaan bij de winning van materiaal voor de oude kades) zijn vaak voor 50 of 100% weer dicht gemaakt met plagsel. In de compartimenten zijn plagruggen gemaakt, zo gesitueerd dat ze voorbij het midden gaan zodat de waterstromen nu een soort S beschrijven waarbij de bogen op ongeveer 2/3 van de zijkanten liggen. Tevens hebben we de uitstroom plekken zo gewijzigd dat deze daar uitstromen waar zij het grondoppervlak van het naastgelegen pand vernatten en dus niet afwateren op het laagste deel maar op het hoogst mogelijke deel! De nieuwe situatie is gunstiger voor veenontwikkeling.
Belangrijk was het dichten van grote waterkanalen: de Noordersloot in 1997, de Raderswijk (1km) in 2000 en Hoofdwijk (1km) in 2002. In 2016/'17 is de grenssloot gedempt en wordt hier een nieuwe zand- en leemkade aangelegd, die waterverlies vanuit het Bargerveen naar de lager gelegen Duitse zijde moet verhinderen. 
Instandhoudingsbeheer (terugkerend/blijvend) Begrazing met schapen en koeien; overgestapt op potstal-systeem, zodat voedingsstoffen worden afgevoerd uit het hoogveen. Berken verwijderen. Bovenveengraslanden maaien.
PAS-herstelstrategie voor het gebied http://pas.natura2000.nl/files/033_bargerveen_gebiedsanalyse_20-11-15_ez.pdf
Contactpersoon/contactgegevens Piet Ursem, Jans de Vries

 

Laatst gewijzigd op 14 september 2017.