Fochteloërveen

 

Beheerder Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, particulieren
Provincie Fryslân, Drenthe
Gemeente Midden-Drenthe, Noordenveld, Ooststellingwerf
Oppervlakte 2.599 ha
Natura 2000 gebiedsinformatie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase
Landschapsecologische karakterisering

De hoogveenkern ligt te midden van productiebos en landbouwgronden. Rondom het gebied hebben landbouwgronden de functie van bufferzone gekregen en er vindt omvorming plaats naar natuur.

Het Fochteloërveen ligt op een keileemschol. Boven de keileemschol komt een dunne dekzandlaag en veen voor. Dit is het freatisch pakket. Het centrale deel ligt relatief hoog in het landschap. Het hoogste deel is de kern van het hoogveen: 12m +NAP. De hoogte van de rest van het hoogveen ligt tussen 8,5 en 12m +NAP, het omliggende gebied op 6 tot 10m +NAP. Hydrologische wordt het gebied beschouwd als één samenhangend systeem, behorend tot meerdere waterhuishoudkundige systemen. Van noord naar zuid vormt de provinciegrens de belangrijkste waterscheiding. Aan de oostkant hiervan ligt het Drents kwelgebied van het Peizerdiep en aan de westkant het kwelgebied van de Tjonger en de Linde.

Huidige samenhang met de omgeving De omvang van het natuurgebied is door de omvorming van landbouwgronden in de afgelopen jaren zeer sterk vergroot, waarbij ook geprobeerd wordt aan te sluiten op de beekdalen. Dit laatste is in bescheiden mate gelukt. Aan de Drentse kant liggen de landbouwgronden een stuk lager dan het veen (deels buiten de bufferzone en geen N2000), waardoor hier nog wegzijging plaatsvindt. De bossen in het noorden en Ravenswoud in het zuiden hebben een cultuurhistorische waarde en in welke mate hier peilverhoging en omvorming plaats kan vinden, is mede daardoor nog onzeker.
Vernattingsmaatregelen in de omgeving Al in de 90-er jaren is afvoer van landbouwwater via de Schaaphokswijk beëindigd en kon het peil van deze leiding in bescheiden mate worden verhoogd. Recent is het waterpeil verder verhoogd, om de hydrologie van de aangrenzende, hoger gelegen veenrestanten te verbeteren. Daarbij zijn plaggen losgesneden, om zo drijftilvorming te stimuleren.
In een deel van de randzones is het waterpeil aanzienlijk verhoogd. Zo zijn in de Friese randzone waterpartijen gevormd, die wat waterpeil betreft aflopen vanaf het hoogveen naar de omliggende landbouwpercelen. Aan de zuidzijde is volledige vernatting van de randzone waarschijnlijk niet mogelijk i.v.m. cultuurhistorische waarden en bewoning in Ravenswoud. Aan de Drentse zijde ontbreekt een randzone grotendeels.
Kappen van bos ten noorden (Bankenbos) in principe gepland. In 2011 tot 2014 is bij het Esmeer het project ‘Dutch Crane Resort’ uitgevoerd, wat o.a. bij heeft gedragen aan de vernatting aan de oostzijde van het gebied. Geen bijzondere maatregelen in regionale waterhuishouding.
Indicatie belangrijkste recente veranderingen vegetatie (hoogveendeel) Het areaal pijpenstrootjesbegroeiingen is gehalveerd. Veenmosrijke rompgemeenschappen van Pijpestrootje of Eenarig wolegras komen met een groot areaal voor. Begroeiingen van Veenpluis, Waterveenmos en Fraai veenmos zijn sterk toegenomen, maar de laatste jaren wel trager. Plaatselijk heeft Fraai veenmos heeft Waterveenmos verdrongen. In een groot deel treed ontwikkeling op van typen met Eenarig wollegras ontstaan uit begroeiingen van Veenpluis en Waterveenmos. Bultvormende hoogveenmossen zijn plaatselijk en in geringe mate toegenomen (meestal als kleine eilandjes boven het Waterveenmos/Fraai veenmos dek). (Kiwa, 2007 & Beheerplan N2000, 2009)
Levend hoogveen (situatie 2013 - Jansen e.a. 2014) In het Fochteloërveen is op veel plekken sprake van herstel van bultvormende gemeenschappen. In de afgelopen jaren hebben nieuwvestigingen en uitbreidingen van Sphagnum papillosum, S. magellanicum en S. rubellum/capillifolium plaatsgevonden. Op veel plekken zijn deze bulten vergezeld van Lavendelhei en Kleine veenbes. Op de meeste plaatsen voldeden deze begroeiingen echter (nog) niet aan de criteria voor H7110_A, maar zat dit er wel dicht tegenaan (bedekkingen van bultvormers van rond de 50%, maar nog geen aaneengesloten begroeiingen). De verwachting is dat hier de bultvormende vegetaties zich verder zullen uitbreiden.
Uitgangssituatie en herstelstrategie  Hydrologie
Sterke waterstandsfluctuaties door met name oppervlakkige afvoer via greppels (boekweitbrandcultuur) en afwateringssloten. Daarnaast wegzijging door relatief hoge ligging van het veenrestant t.o.v. de omgeving met relatief lage ontwateringspeilen. Daarnaast verhoogde verdamping door Pijpenstrootje en bosopslag en ook bossen ten noorden veroorzaken verder wegzakken waterstand. Eerste stelsel van dammen (1985) heeft fluctuaties verminderd, maar niet voldoende. In het gebied zijn door deze vernatting diverse waterplassen ontstaan. Op veel plaatsen ligt het veen op een gliedelaag.
Restveentypering & sleutelsoorten
Kern bestaat uit onvergraven witveen waarop boekweitbrandcultuur heeft plaatsgevonden. De delen rondom de kern zijn vergraven witveen. Veendikte is 1,5 tot 2 meter in centrale en noordelijke deel, verder 0,5 tot 1,5 meter. Bultvormende veenmossen zijn aanwezig op diverse locaties in het gebied.
Herstelstrategie
Het eerste dammenplan was bedoeld om regenwater beter vast te houden en verdroging tegen te gaan (vooral omdat het praktisch niet mogelijk was om alle greppels (onderlinge afstand 6 m.) af te dammen. Om te komen tot optimale condities voor hoogveenvorming is een 2e stelsel van dammen aangelegd. Hierbij zijn twee verschillende herstelstrategieën gevolgd. In de matig ontwikkelde kerngebieden wordt gestreefd naar veenmosherstel door lichte inundatie. In de slechter ontwikkelde dele van de kern en in de randgebieden door sterke inundatie (20 tot 30 cm). Het 2e dammenplan moest er vooral voor zorgen dat de wat hoger gelegen delen natter werden en dat er op lagere delen minder grote waterplassen zouden komen.
Dammen in en rond het hoogveen In 1985 1e dammenstelsel, 1998 - 2003 nieuwe serie dammen voor verdere opdeling. Ontwerp van 2e dammenstelsel is gebaseerd op een gedetailleerde hoogtekaart en gegevens over veendikte en vegetatie. Nu totaal 40 compartimenten, met 46 stuwen. Verschil in maaiveldhoogte binnen de compartimenten max. 50 cm. Een systeem van stuwen zorgt voor een geleidelijke afstroming naar de rand en maakt het mogelijk de peilen in elk compartiment afzonderlijk te regelen.
Technische aspecten constructie dammen Bestaand stelsel van dammen van leemhoudend zand met plastic (1985) verder opgedeeld met voornamelijk eikenhouten (deels grenen) damwanden afgedekt met veenplaggen (2003). 
Uitvoeringsaspecten dammen Gefaseerde uitvoering, van binnen naar buiten (hoog naar laag). Damplanken zijn in een mal geplaatst, onder spanning gezet en met een kraan voorzien van trilblok direct in veen getrild. Houttransport gestart met voertuig met stalenrupsen, maar om dat dit niet goed werkte later rubberen rupsen.
Kerngebieden licht geïnundeerd (0 – 10 cm), overige delen ca. 20  - 30 cm (om Pijpen-strootjesvegetatie te verdrinken).
Effectiviteit van aangelegde dammen en kades Initiële grenenhouten damwanden verrotten (gecheckt door open graven), Frans eikenhouten damwanden verrotten minder snel. Wel is verrotting zichtbaar op plekken waar afdeklaag verdwenen is. Initiële houtvervoer met voertuigen met stalen rupsbanden veroorzaakte veel schade, bij later gebruikte rubber rupsbanden was dit veel minder. (In Korenburgerveen o.a. vanwege kwetsbare en kleinschalige complex van veenputten zelfs gekozen voor aanvoer van damwanden met behulp van helikopter.)
Afdammen en dempen van sloten en greppels  1965 – 1975 zoveel mogelijk boekweitgreppels afgedamd, afdammen alle greppels praktisch niet uitvoerbaar.
Instandhoudingsbeheer (terugkerend/blijvend) Begrazing met schapen. Berken verwijderen gebeurt met beleid, mede om vogelstand (Paapje!) te behouden.
PAS-herstelstrategie voor het gebied http://pas.natura2000.nl/files/023_fochteloerveen_gebiedsanalyse_20-11-15_dr.pdf
Contactpersoon/contactgegevens Willem Klok, Martin Snip, Enit Scholtens, Roel Douwes

 

Laatst gewijzigd op 14 september 2017.